Reizen per spoor. Zullen wij, twintigste-eeuwers, het nog meemaken dat we per trein als geprivilegieerde burgers naar ons werk reizen, neergevlijd in de fauteuils van comfortablele compartimenten, nippend aan een porseleinen kop met koffie, voorzien van suiker en cr\`eme? Voorlopig zullen de tweede-klasafdelingen in de spitsuren nog wel velen tot staan dwingen; uit louter agressie hoorden we reeds boze tongen de cappuccino smeu\"{\i}g vergelijken met beits of rattenkruit. Waar is de tijd van het luxueuze reizen gebleven, toen reizigers zich nog vermeiden in pompeuze wachtkamers met lambrizeringen van cipressehout en minutieus geciseleerd koperwerk, met velours beklede stoelen met trijpen armleuningen, en kristallijnen luchters aan het plafond? In deze weidse ruimten heerste een welhaast gewijde sfeer. Men bereidde zich consci\"entieus voor op een ontspannende reis, opgeluisterd door stedeschoon en frisse landouwen met weidend vee, vriendelijk struweel langs zachte glooiingen bij verzande rivierbeddinkjes, beneden aan het talud van de spoordijk. De geur van de stoomlocomotief verleende het reizen toen weliswaar een romantisch cachet, maar toch vleien wij ons tegenwoordig met de gedachte dat we te allen tijde zonder rook en roet door het landschap kunnen snellen. Veel hedendaagse reizigers zijn behept met de onbedwingbare begeerte per se te willen weten wat hun reisgenoten lezen. Ze bespioneren stiekem hun buren en zouden wensen dat er overal in de coup\'es spionnetjes hingen waarin de boek- en brochuretitels gereflecteerd werden. Op de belangstelling van de reizigers blijkt veelal geen peil te trekken. Aan het eind van de reis laat de adellijk ogende dame met haar intrigerende d\'ecollet\'e een flodderig niemendalletje liggen, terwijl de zo ge\"engageerd lijkende heer een minuscule thriller achterlaat die de littekens draagt van weinig scrupuleus gebruik. ``Nee'', denk je dan, ``u beider keus is niet de mijne.'' Maar allicht brengt een ander hiertegen in dat deze gedachte getuigt van een hautaine ivoren-torenhouding en erop gericht is ten langen leste in het gevlij te komen bij het intellectuele deel van de natie. Maar laten we er niet lang over uitweiden: er bestaat wijd en zijd een consensus dat het lezen tijdens het reizen per spoor zonder malicieuze pejoratieven moet worden toegejuicht. (Het Groot Dictee der Nederlandse Taal, Volkskrant. 16 December 1991)